6
Alex Henry had haar weggestuurd en gezegd dat ze in de landrover moest gaan zitten. Ze had nog staan schreeuwen toen hij bij haar aankwam. Tegen de vogels. Ze kon Catherine niet alleen laten zolang die raven er waren.
‘Ik zal ervoor zorgen dat ze wegblijven,’ had hij tegen haar gezegd. ‘Dat beloof ik.’
Fran had een tijdje rechtop op de bestuurdersstoel van de landrover gezeten en aan Catherine gedacht zoals ze was geweest toen ze haar voor het laatst had gezien. Er was een ouderavond op school en Fran had Catherine gevraagd of ze wilde oppassen. Fran had een glas wijn voor haar ingeschonken en ze hadden even met elkaar gepraat voordat Fran naar school was vertrokken. Catherine had een manier van doen en een zelfverzekerdheid die haar ouder maakten dan ze in werkelijkheid was.
‘Hoe bevalt het je op Anderson High?’ had Fran gevraagd.
Het was even stil gebleven en Catherine had haar wenkbrauwen gefronst voordat ze antwoord gaf. ‘Goed.’
Ondanks het verschil in leeftijd had Fran gehoopt dat ze misschien vriendinnen konden worden. Zoveel jonge vrouwen waren er niet in Ravenswick. Het was inmiddels heel warm in de landrover. De ventilator bleef maar warme lucht de kleine ruimte in pompen. Fran deed haar ogen dicht in een poging het beeld van het meisje in de sneeuw uit haar hoofd te krijgen. Opeens viel ze in een diepe slaap. Een reactie op de shock, zou ze later denken. Het was alsof er een zekering was doorgebrand. Ze moest even uit de werkelijkheid ontsnappen.
Toen ze haar ogen weer opendeed, was het tafereel om haar heen veranderd. Ze had autoportieren horen slaan en stemmen gehoord, maar had geprobeerd die zo lang mogelijk buiten haar bewustzijn te houden. Wat ze zag was een voorstelling, een vertoon van efficiency.
‘Mevrouw Hunter?’ Er klopte iemand op het zijraampje van de landrover. ‘Is alles goed met u, mevrouw Hunter?’ Ze zag het hoofd van een man, een impressionistische weergave van een hoofd, vervaagd door de mist en de condens op het raampje, met wild zwart haar, een krachtige, gebogen neus en zwarte wenkbrauwen. Een buitenlander, dacht ze. Iemand die hier nog onbekender is dan ik. Uit het Middellandse Zeegebied, of misschien zelfs Noord-Afrika. Maar toen hij weer iets zei, kon ze horen dat hij een Shetlander was, hoewel hij een beschaafd, gecultiveerd accent had.
Ze deed langzaam het portier open en stapte uit. De kou trof haar als een mokerslag.
‘Mevrouw Hunter?’ vroeg hij weer. Ze vroeg zich af hoe het mogelijk was dat hij wist hoe ze heette. Was hij een oude vriend van Duncan? Toen bedacht ze dat Alex Henry de politie waarschijnlijk had verteld wie Catherine had gevonden. Natuurlijk had hij dat gedaan. Dit was niet het moment om paranoïde te worden.
‘Ja?’ Zelfs nu, buiten, in het heldere daglicht, had zijn gezicht iets onafgewerkts. Ze zag geen scherpe lijnen. Een stoppelbaard camoufleerde de lijn van de kin, zijn haar was iets te lang voor een politieman, en ongekamd, en het was een gezicht dat voortdurend in beweging leek te zijn. Hij was niet in uniform. Ze wist dat zijn kleren, onder zijn dikke jack, ook slordig zouden zijn.
‘Ik ben Perez,’ zei hij. ‘Inspecteur Perez. Bent u bereid een paar vragen te beantwoorden?’
Perez? Was dat niet Spaans? Voor een Shetlander, dacht ze, was dat wel een heel ongewone naam. Maar hij kwam ook op haar over als een heel ongewoon mens. Haar aandacht begon weer te verslappen. Vanaf het moment dat ze Catherine in de sneeuw had zien liggen, was het haar niet meer gelukt zich nog ergens op te concentreren. Ze waren bezig met blauw-wit geblokt lint bij de opening in de muur, waar zij was blijven staan en doorheen was gelopen toen ze terugkwam van school. Zou het meisje er nog steeds liggen? Ze had het belachelijke idee dat Catherine het vreselijk koud moest hebben. Ze hoopte dat iemand eraan had gedacht een deken mee te brengen om over haar heen te leggen.
Perez had haar blijkbaar weer iets gevraagd, want hij keek haar aan en scheen een antwoord van haar te verwachten.
‘Het spijt me,’ zei ze. ‘Ik weet niet wat er met me aan de hand is.’
‘Dat is de shock. Het wordt straks wel minder.’ Hij keek haar aan op de manier waarop zij vroeger tijdens een fotosessie naar een model had gekeken. Goedkeurend en enigszins afstandelijk. ‘Kom, ik zal je naar huis brengen.’
Hij wist waar ze woonde want zonder iets te vragen reed hij naar haar huis, hij vroeg om haar sleutel en maakte de voordeur voor haar open.
‘Wil je een kopje thee?’ vroeg ze. ‘Of koffie?’
‘Koffie,’ zei hij. ‘Ja, waarom niet?’
‘Moet je niet daar zijn, om het lichaam te bekijken?’
Hij glimlachte. ‘Ik mag er niet eens in de buurt komen. Niet totdat de technische recherche er klaar mee is. We laten zo weinig mogelijk mensen toe op de plaats delict, om geen sporen te verstoren.’
‘Heeft iemand het al aan Euan verteld?’ vroeg ze.
‘Is dat de vader van het meisje?’
‘Ja, Euan Ross. Hij is leraar.’
‘Dat zijn ze nu aan het doen.’
Ze zette een ketel water op en deed koffie in een filterpot.
‘Kende je haar?’ vroeg hij.
‘Catherine? Ze paste wel eens op Cassie als ik weg moest. Maar vaak is dat niet gebeurd. In het stadhuis was een keer een lezing van een schrijver die ik goed vind. En een ouderavond van school. Eén keer heeft Euan me uitgenodigd om bij hem thuis te komen eten.’
‘Waren jullie bevriend? Jij en meneer Ross?’
‘Zoals buren, meer niet. Alleenstaande ouders trekken vaak naar elkaar toe. Zijn vrouw was overleden. Aan kanker. Ze is jarenlang ziek geweest en na haar dood had hij behoefte aan verandering. Hij was rector van een grote school in de stad, ergens in Yorkshire, had de personeelsadvertentie van de baan hier gelezen en heeft er in een opwelling op gesolliciteerd.’
‘Wat vond Catherine daarvan? Dat moet voor haar een cultuurshock zijn geweest.’
‘Dat weet ik niet precies. Met meisjes van die leeftijd is het moeilijk te zeggen wat er in hun hoofd omgaat.’
‘Hoe oud was ze?’
‘Zestien. Bijna zeventien.’
‘En jij?’ vroeg hij. ‘Waarom ben jij teruggekomen?’
De vraag maakte haar boos. Hoe kon hij weten dat ze hier vroeger had gewoond?
‘Is dat van belang?’ vroeg ze. ‘Voor het onderzoek?’
‘Je hebt een lichaam gevonden. Het slachtoffer van een moord. Je zult een aantal vragen moeten beantwoorden. Ook persoonlijke vragen die op het eerste gezicht irrelevant lijken.’ Hij haalde zijn schouders op om haar te laten zien dat dat er nu eenmaal bij hoorde en dat hij daar weinig aan kon doen. ‘Trouwens, je man is hier een vooraanstaand persoon. Iemand over wie de mensen praten. Je kunt toch niet verwacht hebben dat je terugkeer naar Shetland geheel onopgemerkt zou blijven?’
‘Hij is mijn man niet,’ snauwde ze. ‘We zijn gescheiden.’
‘Maar waarom bén je teruggekomen?’ vroeg Perez. Hij zat in de fauteuil bij het raam, met zijn benen gestrekt en de ene voet rustend op de andere. Hij had zijn laarzen uitgetrokken en bij de voordeur laten staan. Zijn sokken waren van dikke witte wol en ze slobberden een beetje door het vele wassen. Zijn jack hing aan het haakje aan de muur, naast Cassies jas, en hij had een rood geruit shirt vol kreukels aan. Hij zat onderuitgezakt in de fauteuil, met de koffiemok in zijn hand, naar buiten te kijken. Hij leek zich volkomen op zijn gemak te voelen. Ze had dolgraag een groot vel papier en een staafje houtskool gepakt om een ruwe schets van hem te maken.
‘Het bevalt me hier,’ zei ze. ‘Dat ik niet meer van Duncan hou, betekent nog niet dat ik mezelf deze plek moet ontzeggen. En op deze manier kan Cassie contact met haar vader houden. Ik had het prima naar mijn zin in Londen, maar voor een kind is het geen goede plek om op te groeien. Ik heb mijn flat daar verkocht en van het geld kan ik hier een tijdje leven.’ Ze wilde hem niet vertellen over haar schilderkunst en haar droom dat ze daarvan zouden kunnen leven, of over de mislukte relatie die tot haar terugkeer had geleid. Over hoe ze zelf zonder vader was opgegroeid en niet wilde dat haar dochter dat ook zou moeten.
‘Ben je van plan te blijven?’
‘Ja,’ zei ze, ‘dat denk ik wel.’
‘En Euan Ross? Heeft hij zich al gesetteld?’
‘Ik denk dat hij het nog steeds moeilijk heeft, zonder zijn vrouw.’
‘Op welke manier?’
Ze zocht naar de juiste woorden om de man te beschrijven. ‘Ik ken hem niet echt goed. Het is moeilijk te zeggen.’
‘Maar?’
‘Ik acht het mogelijk dat hij depressief is. Ik bedoel écht depressief. Hij dacht blijkbaar dat zijn verhuizing alles zou veranderen, dingen zou oplossen. Maar dat kan niet, of wel soms? Hij mist nog steeds de vrouw met wie hij twintig jaar getrouwd is geweest.’ Ze wachtte even. Perez keek haar aan, wilde dat ze doorging. ‘Op de dag dat ik hier aankwam, kwam hij langs om zich voor te stellen. Hij was heel vriendelijk en charmant. Hij had koffie en melk bij zich, en een bosje bloemen uit zijn tuin. Hij zei dat we bijna buren waren. Niet echt, want Hillhead lag ertussen, maar hij woonde aan de voet van de heuvel, tussen dit huis en de school. Tijdens die eerste ontmoeting heb ik geen seconde gemerkt dat er iets mis met hem was, dat zijn leven op de een of andere manier werd beheerst door verdriet. Hij is een goed toneelspeler en weet zijn gevoelens heel goed te verbergen. Toen hij Cassie zag, vertelde hij me dat hij ook een dochter had, Catherine. Als ik ooit een oppas nodig had, zou zij dat graag doen, want ze had altijd geld nodig. Dat was het ongeveer. Over zijn vrouw heeft hij geen woord gezegd. Dat heeft Catherine me verteld toen ze de eerste keer op Cassie kwam passen. Toen hij me uitnodigde om bij hem te komen eten, wist ik niet wat ik moest verwachten. Ik bedoel, een alleenstaande vrouw van mijn leeftijd... soms proberen mannen je te versieren, denken ze dat je eenzaam en wanhopig bent. Maar bij hem heb ik daar helemaal niets van gemerkt, of het moet me ontgaan zijn.’
‘Ben je toch gegaan, ook al was je niet zeker van zijn motieven?’
‘Ja,’ zei ze. ‘Zo’n boeiend leven leid ik nu ook weer niet. Soms mis ik het gezelschap van volwassenen. En ik dacht: wat kan me nou helemaal gebeuren? Hij is een aantrekkelijke man, aangenaam gezelschap en ongebonden. Zoveel van dat soort mannen lopen er hier nu ook weer niet rond.’
‘Was het een leuke avond?’ Hij glimlachte naar haar, op een bemoedigende, licht plagende manier. Een bijna vaderlijke glimlach, hoewel ze nauwelijks in leeftijd verschilden.
‘Om te beginnen had hij heel erg zijn best gedaan. En het is een mooi huis. Ben je er wel eens geweest? Er is een nieuwe uitbouw, een serre met veel glas en een prachtig uitzicht op de kust. Veel foto’s van zijn overleden vrouw. Ik bedoel echt overal, waar je maar keek, wat ik een beetje griezelig vond. Ik vroeg me af hoe het voor Catherine moest zijn om tussen al die foto’s te leven. Ik bedoel, zou jij niet denken dat je op de tweede plaats kwam, dat hij liever had gehad dat jíj was overleden, in plaats van je moeder? Maar daarna dacht ik dat iedereen zijn verdriet op zijn eigen manier verwerkt. Daar mocht ik niet over oordelen.
We gingen vrijwel meteen aan tafel. Het eten was ronduit verrukkelijk, en dan bedoel ik zo goed als in elk restaurant dat je kunt bedenken. En het lukte ons het gesprek tijdens het eten gaande te houden. Ik vertelde hem over mijn scheiding maar hield het luchtig en amusant. Ik had het genoeg kunnen oefenen. Trots. Het valt niet mee om toe te geven dat je man tot over zijn oren verliefd is geraakt op een vrouw die bijna oud genoeg is om je moeder te zijn. Mogelijkheden te over om daar grappen over te maken. Hij zat stevig door te drinken, maar ik deed net zo hard mee. We waren allebei nogal nerveus.’
Ze kon het hele gebeuren in gedachten weer duidelijk voor zich zien. Hoewel het buiten al donker was, had hij de gordijnen niet dichtgedaan, waardoor het leek alsof ze deel uitmaakten van het landschap bij avond, alsof de eettafel buiten op het klif stond. De kamer werd zacht verlicht door kaarsen en er brandde maar één lamp, waarvan het licht op een grote foto van de overleden vrouw scheen, zodat Fran bijna het gevoel had dat ze ook bij het diner aanwezig was. Alles was nogal chic... het zware zilveren bestek, de gegraveerde glazen, de gesteven linnen servetten, de dure wijn... En toen opeens zat hij te huilen. De tranen liepen over zijn wangen. Eerst huilde hij zonder er geluid bij te maken. Ze had niet geweten hoe ze moest reageren dus was ze doorgegaan met eten. Het eten was tenslotte erg lekker. Ze dacht dat ze hem even de tijd moest geven en dat hij zichzelf dan wel weer in de hand zou krijgen. Maar toen begon hij te snikken, heel gênant, echt hartverscheurend te snikken, veegde hij de tranen en het snot van zijn gezicht met het mooie linnen servet en kon zij niet langer doen alsof er niets aan de hand was. Ze was opgestaan en had haar arm om hem heen geslagen, zoals ze bij Cassie zou doen als die wakker schrok uit een nare droom.
‘Hij had zichzelf niet in de hand,’ zei ze tegen de politie-inspecteur. ‘Hij stortte in. Hij was nog niet toe aan vertier.’ Opeens drong de reusachtige omvang van Catherines tragische dood tot haar door. ‘O, lieve hemel, en nu heeft hij zijn dochter ook niet meer.’ Dat zal voor hem het einde zijn, dacht ze. Nu kan niemand hem nog redden.
‘Hoe konden die twee met elkaar opschieten?’ vroeg Perez. ‘Had je de indruk dat er spanningen tussen hen waren? Het moet voor een alleenstaande man niet meevallen om een tienermeisje op te voeden. Een moeilijke leeftijd. Dan zetten ze zich toch al tegen alles af. En ze vinden het vreselijk om anders dan anderen te zijn.’
‘Ik geloof niet dat ze ooit ruzie met elkaar maakten,’ zei Fran. ‘Ik kan het me bijna niet voorstellen. Hij werd nog zo beheerst door zijn eigen verdriet dat hij haar volgens mij maar haar eigen gang liet gaan. Ik bedoel niet dat hij haar verwaarloosde. Nee, dat niet. Ik weet zeker dat ze gek op elkaar waren. Maar ik kan me niet voorstellen dat hij zich bijzonder druk maakte over wat voor kleren ze aanhad, of hoe laat ze naar bed ging, en of ze haar huiswerk wel had gemaakt. Hij had andere dingen aan zijn hoofd.’
‘Praatte ze met jou over hem?’
‘Nee. We praatten eigenlijk niet over belangrijke dingen. Ik was in haar ogen waarschijnlijk stokoud. Ze kwam heel onafhankelijk op me over, maar ik geloof dat de meeste jongeren tegenwoordig zo zijn. Die hebben niet de behoefte om volwassenen in vertrouwen te nemen.’
‘Wanneer heb je haar voor het laatst gezien?’
‘Gepraat bedoel je? Op oudejaarsdag, ’s middags. Ik had een bericht op haar mobiele telefoon ingesproken. Over een paar weken is er een concert waar ik graag naartoe wil. Ik had haar gevraagd of ze dan kon komen oppassen. Ze belde terug om te zeggen dat ze zou komen.’
‘Hoe klonk ze?’
‘Normaal. Zoals ik haar kende. Ze was zelfs vrij mededeelzaam. Ze zei dat ze die avond met haar vriendin naar Lerwick ging om de jaarwisseling te vieren.’
‘Welke vriendin?’
‘Dat zei ze niet, maar ik nam aan dat het Sally Henry was. Die woont in het huis naast de school. Zij en Catherine schenen het goed met elkaar te kunnen vinden.’
‘En was dat de laatste keer dat je contact met haar had?’
‘Dat ik haar heb gesproken, ja. Maar ik heb haar gisteren nog gezien. Ze stapte uit de bus van twaalf uur. Ik zag haar lopen met die vreemde oude man die op Hillhead woont.’